onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord rijzen
infinitivus
- infinitief
infinitive
rijzen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
rijs
rijs jij/je?
jij, je
rijst
u
rijst
hij
zij, ze
het
men
rijst
zij, ze
wij, we
jullie
rijzen