Alle vervoegingen van het werkwoord rijgen

infinitivus - infinitief infinitive
rijgen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • rijg
 
  • rijg jij/je?
jij, je
  • rijgt
u
  • rijgt
hij
zij, ze
het
men
  • rijgt
zij, ze
wij, we
jullie
  • rijgen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • reeg
zij, ze
wij, we
jullie
  • regen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • geregen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • rijgend
vertaling english translation
  • to string
  • to lace
  • to thread
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
aaneenrijgen
  • rijg aaneen
  • rijgt aaneen
  • reeg aaneen
  • regen aaneen
aaneengeregen
aanrijgen
  • rijg aan
  • rijgt aan
  • reeg aan
  • regen aan
aangeregen
inrijgen
  • rijg in
  • rijgt in
  • reeg in
  • regen in
ingeregen
doorrijgen
  • rijg door
  • rijgt door
  • reeg door
  • regen door
doorgeregen