onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord rijden
infinitivus
- infinitief
infinitive
rijden
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
rij
rijd
rij jij/je?
rijd jij/je?
jij, je
rijdt
u
rijdt
hij
zij, ze
het
men
rijdt
zij, ze
wij, we
jullie
rijden