Alle vervoegingen van het werkwoord rechtkomen

infinitivus - infinitief infinitive
rechtkomen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • kom recht
 
  • kom recht jij/je?
jij, je
  • komt recht
u
  • komt recht
hij
zij, ze
het
men
  • komt recht
zij, ze
wij, we
jullie
  • komen recht
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • rechtkom
dat jij, je
  • rechtkomt
dat u
  • rechtkomt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • rechtkomt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • rechtkomen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • kwam recht
zij, ze
wij, we
jullie
  • kwamen recht
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • rechtkwam
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • rechtkwamen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • rechtgekomen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • rechtkomend