Alle vervoegingen van het werkwoord pluizen

infinitivus - infinitief infinitive
pluizen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • pluis
 
  • pluis jij/je?
jij, je
  • pluist
u
  • pluist
hij
zij, ze
het
men
  • pluist
zij, ze
wij, we
jullie
  • pluizen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • ploos
zij, ze
wij, we
jullie
  • plozen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • geplozen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • pluizend
vertaling english translation
  • to fluff
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
afpluizen
  • pluis af
  • pluist af
  • ploos af
  • plozen af
afgeplozen
napluizen
  • pluis na
  • pluist na
  • ploos na
  • plozen na
nageplozen
uitpluizen
  • pluis uit
  • pluist uit
  • ploos uit
  • plozen uit
uitgeplozen