Tegenwoordige tijd van het werkwoord plegen

infinitivus - infinitief infinitive
plegen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • pleeg
 
  • pleeg jij/je?
jij, je
  • pleegt
u
  • pleegt
hij
zij, ze
het
men
  • pleegt
zij, ze
wij, we
jullie
  • plegen