Alle vervoegingen van het werkwoord plattreden

infinitivus - infinitief infinitive
plattreden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • treed plat
 
  • treed plat jij/je?
jij, je
  • treedt plat
u
  • treedt plat
hij
zij, ze
het
men
  • treedt plat
zij, ze
wij, we
jullie
  • treden plat
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • plattreed
dat jij, je
  • plattreedt
dat u
  • plattreedt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • plattreedt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • plattreden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • trad plat
zij, ze
wij, we
jullie
  • traden plat
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • plattrad
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • plattraden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • platgetreden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • plattredend