Tegenwoordige tijd van het werkwoord overspannen

infinitivus - infinitief infinitive
overspannen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • overspan
 
  • overspan jij/je?
jij, je
  • overspant
u
  • overspant
hij
zij, ze
het
men
  • overspant
zij, ze
wij, we
jullie
  • overspannen