Tegenwoordige tijd van het werkwoord opzouten

infinitivus - infinitief infinitive
opzouten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zout op
 
  • zout op jij/je?
jij, je
  • zout op
u
  • zout op
hij
zij, ze
het
men
  • zout op
zij, ze
wij, we
jullie
  • zouten op
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • opzout
dat jij, je
  • opzout
dat u
  • opzout
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • opzout
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • opzouten