Alle vervoegingen van het werkwoord opklinken

infinitivus - infinitief infinitive
opklinken

Bol.com Outlet

Bol.com Algemeen

presens - tegenwoordige tijd present tense
ik	klink op
	klink op jij/je?
jij, je	klinkt op
u	klinkt op
hij zij, ze het men	klinkt op
zij, ze wij, we jullie	klinken op

presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik	opklink
dat jij, je	opklinkt
dat u	opklinkt
dat hij dat zij, ze dat het dat men	opklinkt
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	opklinken

imperfectum - verleden tijd past tense
ik jij, je u hij zij, ze het men	klonk op
zij, ze wij, we jullie	klonken op

imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men	opklonk
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	opklonken

participium - voltooid deelwoord past participle
opgeklonken

participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
opklinkend