onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord ontstelen
infinitivus
- infinitief
infinitive
ontstelen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
ontsteel
ontsteel jij/je?
jij, je
ontsteelt
u
ontsteelt
hij
zij, ze
het
men
ontsteelt
zij, ze
wij, we
jullie
ontstelen