Alle vervoegingen van het werkwoord ontsteken

infinitivus - infinitief infinitive
ontsteken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • ontsteek
 
  • ontsteek jij/je?
jij, je
  • ontsteekt
u
  • ontsteekt
hij
zij, ze
het
men
  • ontsteekt
zij, ze
wij, we
jullie
  • ontsteken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • ontstak
zij, ze
wij, we
jullie
  • ontstaken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ontstoken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • ontstekend
vertaling english translation
  • to light
  • to spark