Alle vervoegingen van het werkwoord ontdoen

infinitivus - infinitief infinitive
ontdoen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • ontdoe
 
  • ontdoe jij/je?
jij, je
  • ontdoet
u
  • ontdoet
hij
zij, ze
het
men
  • ontdoet
zij, ze
wij, we
jullie
  • ontdoen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • ontdeed
zij, ze
wij, we
jullie
  • ontdeden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • ontdaan
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • ontdoend
vertaling english translation
  • to undo
  • to rid