Tegenwoordige tijd van het werkwoord onderschrijden

infinitivus - infinitief infinitive
onderschrijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • onderschrijd
 
  • onderschrijd jij/je?
jij, je
  • onderschrijdt
u
  • onderschrijdt
hij
zij, ze
het
men
  • onderschrijdt
zij, ze
wij, we
jullie
  • onderschrijden