Alle vervoegingen van het werkwoord omverwaaien

infinitivus - infinitief infinitive
omverwaaien
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • waai omver
 
  • waai omver jij/je?
jij, je
  • waait omver
u
  • waait omver
hij
zij, ze
het
men
  • waait omver
zij, ze
wij, we
jullie
  • waaien omver
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • omverwaai
dat jij, je
  • omverwaait
dat u
  • omverwaait
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omverwaait
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omverwaaien
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • woei omver
  • waaide omver
zij, ze
wij, we
jullie
  • woeien omver
  • waaiden omver
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omverwoei
  • omverwaaide
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omverwoeien
  • omverwaaiden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • omvergewaaid
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • omverwaaiend