Tegenwoordige tijd van het werkwoord omkomen

infinitivus - infinitief infinitive
omkomen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • kom om
 
  • kom om jij/je?
jij, je
  • komt om
u
  • komt om
hij
zij, ze
het
men
  • komt om
zij, ze
wij, we
jullie
  • komen om
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • omkom
dat jij, je
  • omkomt
dat u
  • omkomt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omkomt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omkomen