Alle vervoegingen van het werkwoord omhoogvliegen

infinitivus - infinitief infinitive
omhoogvliegen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vlieg omhoog
 
  • vlieg omhoog jij/je?
jij, je
  • vliegt omhoog
u
  • vliegt omhoog
hij
zij, ze
het
men
  • vliegt omhoog
zij, ze
wij, we
jullie
  • vliegen omhoog
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • omhoogvlieg
dat jij, je
  • omhoogvliegt
dat u
  • omhoogvliegt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omhoogvliegt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omhoogvliegen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • vloog omhoog
zij, ze
wij, we
jullie
  • vlogen omhoog
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omhoogvloog
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omhoogvlogen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • omhooggevlogen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • omhoogvliegend