Verleden tijd van het werkwoord omhoogspringen

infinitivus - infinitief infinitive
omhoogspringen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sprong omhoog
zij, ze
wij, we
jullie
  • sprongen omhoog
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omhoogsprong
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omhoogsprongen