Tegenwoordige tijd van het werkwoord nazoeken

infinitivus - infinitief infinitive
nazoeken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zoek na
 
  • zoek na jij/je?
jij, je
  • zoekt na
u
  • zoekt na
hij
zij, ze
het
men
  • zoekt na
zij, ze
wij, we
jullie
  • zoeken na
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • nazoek
dat jij, je
  • nazoekt
dat u
  • nazoekt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • nazoekt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • nazoeken