Tegenwoordige tijd van het werkwoord meelijden

infinitivus - infinitief infinitive
meelijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • lijd mee
 
  • lijd mee jij/je?
jij, je
  • lijdt mee
u
  • lijdt mee
hij
zij, ze
het
men
  • lijdt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • lijden mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meelijd
dat jij, je
  • meelijdt
dat u
  • meelijdt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meelijdt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meelijden