Alle vervoegingen van het werkwoord meekrijgen

infinitivus - infinitief infinitive
meekrijgen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • krijg mee
 
  • krijg mee jij/je?
jij, je
  • krijgt mee
u
  • krijgt mee
hij
zij, ze
het
men
  • krijgt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • krijgen mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meekrijg
dat jij, je
  • meekrijgt
dat u
  • meekrijgt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meekrijgt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meekrijgen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • kreeg mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • kregen mee
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meekreeg
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meekregen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • meegekregen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • meekrijgend