Alle vervoegingen van het werkwoord meeglijden

infinitivus - infinitief infinitive
meeglijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • glij mee
  • glijd mee
 
  • glij mee jij/je?
  • glijd mee jij/je?
jij, je
  • glijdt mee
u
  • glijdt mee
hij
zij, ze
het
men
  • glijdt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • glijden mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meeglij
  • meeglijd
dat jij, je
  • meeglijdt
dat u
  • meeglijdt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meeglijdt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meeglijden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • gleed mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • gleden mee
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meegleed
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meegleden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • meegegleden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • meeglijdend