Tegenwoordige tijd van het werkwoord meedingen

infinitivus - infinitief infinitive
meedingen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • ding mee
 
  • ding mee jij/je?
jij, je
  • dingt mee
u
  • dingt mee
hij
zij, ze
het
men
  • dingt mee
zij, ze
wij, we
jullie
  • dingen mee
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • meeding
dat jij, je
  • meedingt
dat u
  • meedingt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • meedingt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • meedingen