Alle vervoegingen van het werkwoord loskopen

infinitivus - infinitief infinitive
loskopen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • koop los
 
  • koop los jij/je?
jij, je
  • koopt los
u
  • koopt los
hij
zij, ze
het
men
  • koopt los
zij, ze
wij, we
jullie
  • kopen los
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • loskoop
dat jij, je
  • loskoopt
dat u
  • loskoopt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • loskoopt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • loskopen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • kocht los
zij, ze
wij, we
jullie
  • kochten los
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • loskocht
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • loskochten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • losgekocht
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • loskopend