Tegenwoordige tijd van het werkwoord kuitschieten

infinitivus - infinitief infinitive
kuitschieten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • schiet kuit
 
  • schiet kuit jij/je?
jij, je
  • schiet kuit
u
  • schiet kuit
hij
zij, ze
het
men
  • schiet kuit
zij, ze
wij, we
jullie
  • schieten kuit
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • kuitschiet
dat jij, je
  • kuitschiet
dat u
  • kuitschiet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • kuitschiet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • kuitschieten