Tegenwoordige tijd van het werkwoord instuiven

infinitivus - infinitief infinitive
instuiven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • stuif in
 
  • stuif in jij/je?
jij, je
  • stuift in
u
  • stuift in
hij
zij, ze
het
men
  • stuift in
zij, ze
wij, we
jullie
  • stuiven in
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • instuif
dat jij, je
  • instuift
dat u
  • instuift
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • instuift
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • instuiven