Tegenwoordige tijd van het werkwoord herscheppen

infinitivus - infinitief infinitive
herscheppen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • herschep
 
  • herschep jij/je?
jij, je
  • herschept
u
  • herschept
hij
zij, ze
het
men
  • herschept
zij, ze
wij, we
jullie
  • herscheppen