onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord herlezen
infinitivus
- infinitief
infinitive
herlezen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
herlees
herlees jij/je?
jij, je
herleest
u
herleest
hij
zij, ze
het
men
herleest
zij, ze
wij, we
jullie
herlezen