onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord hebben
infinitivus
- infinitief
infinitive
hebben
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
heb
heb jij/je?
jij, je
hebt
u
heeft
hebt
hij
zij, ze
het
men
heeft
hebt
zij, ze
wij, we
jullie
hebben