Tegenwoordige tijd van het werkwoord hardrijden

infinitivus - infinitief infinitive
hardrijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • rij hard
  • rijd hard
 
  • rij hard jij/je?
  • rijd hard jij/je?
jij, je
  • rijdt hard
u
  • rijdt hard
hij
zij, ze
het
men
  • rijdt hard
zij, ze
wij, we
jullie
  • rijden hard
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • hardrij
  • hardrijd
dat jij, je
  • hardrijdt
dat u
  • hardrijdt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • hardrijdt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • hardrijden