onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord genezen
infinitivus
- infinitief
infinitive
genezen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
genees
genees jij/je?
jij, je
geneest
u
geneest
hij
zij, ze
het
men
geneest
zij, ze
wij, we
jullie
genezen