Alle vervoegingen van het werkwoord drooghouden

infinitivus - infinitief infinitive
drooghouden

Bol.com Outlet

Bol.com Algemeen

presens - tegenwoordige tijd present tense
ik	hou droog houd droog
	hou droog jij/je? houd droog jij/je?
jij, je	houdt droog
u	houdt droog
hij zij, ze het men	houdt droog
zij, ze wij, we jullie	houden droog

presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik	drooghou drooghoud
dat jij, je	drooghoudt
dat u	drooghoudt
dat hij dat zij, ze dat het dat men	drooghoudt
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	drooghouden

imperfectum - verleden tijd past tense
ik jij, je u hij zij, ze het men	hield droog
zij, ze wij, we jullie	hielden droog

imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men	drooghield
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	drooghielden

participium - voltooid deelwoord past participle
drooggehouden

participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
drooghoudend