Alle vervoegingen van het werkwoord doorvreten

infinitivus - infinitief infinitive
doorvreten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vreet door
 
  • vreet door jij/je?
jij, je
  • vreet door
u
  • vreet door
hij
zij, ze
het
men
  • vreet door
zij, ze
wij, we
jullie
  • vreten door
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • doorvreet
dat jij, je
  • doorvreet
dat u
  • doorvreet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorvreet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorvreten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • vrat door
zij, ze
wij, we
jullie
  • vraten door
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorvrat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorvraten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • doorgevreten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • doorvretend