Alle vervoegingen van het werkwoord doorslijten

infinitivus - infinitief infinitive
doorslijten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • slijt door
 
  • slijt door jij/je?
jij, je
  • slijt door
u
  • slijt door
hij
zij, ze
het
men
  • slijt door
zij, ze
wij, we
jullie
  • slijten door
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • doorslijt
dat jij, je
  • doorslijt
dat u
  • doorslijt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorslijt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorslijten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sleet door
zij, ze
wij, we
jullie
  • sleten door
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorsleet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorsleten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • doorgesleten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • doorslijtend