Tegenwoordige tijd van het werkwoord doordrijven

infinitivus - infinitief infinitive
doordrijven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • drijf door
 
  • drijf door jij/je?
jij, je
  • drijft door
u
  • drijft door
hij
zij, ze
het
men
  • drijft door
zij, ze
wij, we
jullie
  • drijven door
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • doordrijf
dat jij, je
  • doordrijft
dat u
  • doordrijft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doordrijft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doordrijven