Alle vervoegingen van het werkwoord doorbrengen

infinitivus - infinitief infinitive
doorbrengen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • breng door
 
  • breng door jij/je?
jij, je
  • brengt door
u
  • brengt door
hij
zij, ze
het
men
  • brengt door
zij, ze
wij, we
jullie
  • brengen door
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • doorbreng
dat jij, je
  • doorbrengt
dat u
  • doorbrengt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorbrengt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorbrengen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bracht door
zij, ze
wij, we
jullie
  • brachten door
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doorbracht
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doorbrachten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • doorgebracht
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • doorbrengend
vertaling english translation
  • to spend
  • to pass