Tegenwoordige tijd van het werkwoord doodrijden

infinitivus - infinitief infinitive
doodrijden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • rij dood
  • rijd dood
 
  • rij dood jij/je?
  • rijd dood jij/je?
jij, je
  • rijdt dood
u
  • rijdt dood
hij
zij, ze
het
men
  • rijdt dood
zij, ze
wij, we
jullie
  • rijden dood
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • doodrij
  • doodrijd
dat jij, je
  • doodrijdt
dat u
  • doodrijdt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doodrijdt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doodrijden