Tegenwoordige tijd van het werkwoord doodfluiten

infinitivus - infinitief infinitive
doodfluiten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • fluit dood
 
  • fluit dood jij/je?
jij, je
  • fluit dood
u
  • fluit dood
hij
zij, ze
het
men
  • fluit dood
zij, ze
wij, we
jullie
  • fluiten dood
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • doodfluit
dat jij, je
  • doodfluit
dat u
  • doodfluit
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • doodfluit
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • doodfluiten