Tegenwoordige tijd van het werkwoord dienstdoen

infinitivus - infinitief infinitive
dienstdoen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • doe dienst
 
  • doe dienst jij/je?
jij, je
  • doet dienst
u
  • doet dienst
hij
zij, ze
het
men
  • doet dienst
zij, ze
wij, we
jullie
  • doen dienst
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • dienstdoe
dat jij, je
  • dienstdoet
dat u
  • dienstdoet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • dienstdoet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • dienstdoen