Tegenwoordige tijd van het werkwoord dichtknijpen

infinitivus - infinitief infinitive
dichtknijpen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • knijp dicht
 
  • knijp dicht jij/je?
jij, je
  • knijpt dicht
u
  • knijpt dicht
hij
zij, ze
het
men
  • knijpt dicht
zij, ze
wij, we
jullie
  • knijpen dicht
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • dichtknijp
dat jij, je
  • dichtknijpt
dat u
  • dichtknijpt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • dichtknijpt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • dichtknijpen