Alle vervoegingen van het werkwoord braden

infinitivus - infinitief infinitive
braden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • braad
 
  • braad jij/je?
jij, je
  • braadt
u
  • braadt
hij
zij, ze
het
men
  • braadt
zij, ze
wij, we
jullie
  • braden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • braadde
zij, ze
wij, we
jullie
  • braadden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gebraden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • bradend
vertaling english translation
  • to roast
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
aanbraden
  • braad aan
  • braadt aan
  • braadde aan
  • braadden aan
aangebraden
  • to sear
uitbraden
  • braad uit
  • braadt uit
  • braadde uit
  • braadden uit
uitgebraden