Alle vervoegingen van het werkwoord blootliggen

infinitivus - infinitief infinitive
blootliggen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • lig bloot
 
  • lig bloot jij/je?
jij, je
  • ligt bloot
u
  • ligt bloot
hij
zij, ze
het
men
  • ligt bloot
zij, ze
wij, we
jullie
  • liggen bloot
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • blootlig
dat jij, je
  • blootligt
dat u
  • blootligt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • blootligt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • blootliggen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • lag bloot
zij, ze
wij, we
jullie
  • lagen bloot
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • blootlag
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • blootlagen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • blootgelegen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • blootliggend