onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord bewijzen
infinitivus
- infinitief
infinitive
bewijzen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
bewijs
bewijs jij/je?
jij, je
bewijst
u
bewijst
hij
zij, ze
het
men
bewijst
zij, ze
wij, we
jullie
bewijzen