Tegenwoordige tijd van het werkwoord bespannen

infinitivus - infinitief infinitive
bespannen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bespan
 
  • bespan jij/je?
jij, je
  • bespant
u
  • bespant
hij
zij, ze
het
men
  • bespant
zij, ze
wij, we
jullie
  • bespannen