Tegenwoordige tijd van het werkwoord bederven

infinitivus - infinitief infinitive
bederven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bederf
 
  • bederf jij/je?
jij, je
  • bederft
u
  • bederft
hij
zij, ze
het
men
  • bederft
zij, ze
wij, we
jullie
  • bederven