Tegenwoordige tijd van het werkwoord bannen

infinitivus - infinitief infinitive
bannen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • ban
 
  • ban jij/je?
jij, je
  • bant
u
  • bant
hij
zij, ze
het
men
  • bant
zij, ze
wij, we
jullie
  • bannen