Alle vervoegingen van het werkwoord achternazenden

infinitivus - infinitief infinitive
achternazenden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zend achterna
 
  • zend achterna jij/je?
jij, je
  • zendt achterna
u
  • zendt achterna
hij
zij, ze
het
men
  • zendt achterna
zij, ze
wij, we
jullie
  • zenden achterna
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • achternazend
dat jij, je
  • achternazendt
dat u
  • achternazendt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • achternazendt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • achternazenden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zond achterna
zij, ze
wij, we
jullie
  • zonden achterna
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • achternazond
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • achternazonden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • achternagezonden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • achternazendend