Tegenwoordige tijd van het werkwoord aanklagen

infinitivus - infinitief infinitive
aanklagen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • klaag aan
 
  • klaag aan jij/je?
jij, je
  • klaagt aan
u
  • klaagt aan
hij
zij, ze
het
men
  • klaagt aan
zij, ze
wij, we
jullie
  • klagen aan
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • aanklaag
dat jij, je
  • aanklaagt
dat u
  • aanklaagt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aanklaagt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aanklagen